Gedachten zijn vrij. In tegenstelling tot de
denker zijn ze aan geen tijd, plaats en toestand
gebonden. Maar de vrijheid heeft grenzen. Zodra
een paar mensen merken dat ze hetzelfde denken
en dat hun gezamenlijke visie waarde heeft voor
de groep, zijn ze bereid zich aan die visie
te binden. Ze delen de waarde met elkaar en
met de volgende generatie.
Zo zijn tradities geboren als dragers van een
idee dat van blijvende waarde is; levend gehouden
door afspraken en gedragscodes. Er ontstonden
instituties om de traditie, ideeën en leefregels
te beveiligen tegen de tanden des tijds. Voorbeelden
van die instituties zijn de kerken, bij uitstek
de hoeders van blijvende waarden. Wie lid is
van een kerk, aanvaardt de inperking van zijn
vrijheid van denken. Je kunt leerstellingen
en regels overdenken en er met elkaar over praten,
maar ze staan niet ter discussie. Kerkelijke
normen en waarheden zijn onveranderlijk; ze
hoeven dus ook niet getoetst te worden aan veranderingen
in het tijdsbeeld.
Dat is hun kracht (ze kunnen het lang volhouden)
maar uiteindelijk hun zwakte: normen, waarden
en waarheden die niet meer passen in een veranderend
tijdsbeeld verliezen hun betekenis en verdwijnen
vanuit de levende cultuur naar musea en geschiedenisboeken.
Inmiddels bestaan al die tradities en ideeën
uit gedachten, en gedachten zijn vrij. De inperking
van die vrijheid is vrijwillig en niet erfelijk.
Ouders kunnen nog zo bezield zijn van idealen,
hun kinderen hoeven hen daarin niet te volgen.
Een kind van katholieke ouders is niet meer
automatisch een katholiek kind. Het heeft naast
de ouderlijke ideeën heel wat meer inspiratiebronnen
tot zijn beschikking: het wordt door (leef)tijdgenoten
en media overspoeld met telkens weer nieuwe
visies en ideeën. Het heeft keus en kan
anders kiezen. Die keuzevrijheid is winst, al
is de prijs misschien hoog wanneer waardevolle
tradities verloren gaan. We weten niet, of de
nieuwe ideeën de plaats kunnen innemen
van de oude tradities. Een echte levensvisie
die drager is van waarden en richting geeft
aan het denken en doen, moet kunnen rijpen.
Daarvoor is voeding nodig én tegendruk,
in elk geval: tijd. Vluchtige gedachten, die
morgen door andere vervangen worden, ondermijnen
de kracht van gevestigde waarden.
Als dragers van de traditionele waarden staan
wij ouderen voor een dilemma. Wij willen niet
star blijven denken langs de geplaveide paden,
als de verandering van tijd andere wegen wijst.
Tegelijk willen we wel de bestaande waarden
eerbiedigen, voor zover die inderdaad van waarde
zijn. De andersdenker wil niet meewaaien met
de waan van de dag, hij bezint zich op de geschiedenis
en zoekt naar inzicht in de motieven van de
eigen tijd. Van beiden, verleden en heden, moet
de denker (ook en juist de andersdenker) de
tekens verstaan.
|