3. Religie


Het besef van dingen die ons teboven gaan vond een weg naar verhalen over goden: onzichtbaar, on-(be)grijpbaar, men kent ze niet, men erkent ze in "geloof". Steeds opnieuw heeft men getracht, het vage godsidee nader in te vullen, concreet en bespreekbaar te maken. Er zijn vele godsbeelden opgekomen en weer weggezakt, godsdiensten zijn gekomen en gegaan, met hun theologieën en structuren, tempels, ceremonies, gezangen en gebruiken. Ze werden allemaal bedreigd door wat hierboven werd gezegd van "geketende tekens": als een gevonden betekenis in tekens en teksten wordt vastgelegd die daarna niet meegroeien met het gevoelen van de mensen, verliest ze haar inhoud. Zo zijn veel religies in de geschiedenis verdwenen.
Het lijkt erop, dat iets dergelijks gaande is met het Christelijke geloof. Ooit begonnen als een bezielende beweging van vrije mensen is dat geloof in de loop van 20 eeuwen zwaar beladen geraakt met keiharde waarheden en bindende zienswijzen. Geloof betekent nu voor veel christenen aanvaarding van kerkelijke uitspraken en interpretaties, onderwerping van het verstand aan de van hogerhand gegeven Waarheid, of we het ermee eens zijn of niet. Een goed christen weet precies wat hij moet geloven over God en de aan Hem toegeschreven eigenschappen, zijn schuldigheid als mens tegenover God en de redding door Jezus gebracht, de Genade, de Sacramenten, de leiding van God over elk mensenleven en over het wereldgebeuren als geheel, en nog veel meer. Concreet is dit alles vormgegeven in een structuur: in de Kerk met haar leergezag, traditie, gebruiken, teksten, liturgie. Voor mensen aan wie dit van jongsafaan is bijgebracht zijn dit zeer fundamentele zaken die zij niet makkelijk loslaten.
Maar als we met Kuitert kunnen zeggen: alle spreken over boven komt van beneden, ook de uitspraak dat iets van boven komt, dan vervaagt wel het sacrale karakter van de kerkelijke leer. We kunnen die leer en allerlei geloofsuitspraken blijven volgen; dan houden ze voor ons hun betekenis. We kunnen ze ook in twijfel trekken want het is allemaal mensenwerk, misschien heel waardevol, maar mensen kunnen zich vergissen. Wat in vroeger tijd voor waar werd gehouden, heel het stelsel van lering, teksten, tradities en gebruiken van de kerk, hoeft het in een andere tijd niet te zijn. Deze dingen hebben een geschiedenis, zijn ooit opgekomen en kunnen weer verdwijnen.
Wat kennelijk niet kan verdwijnen is het in mensen onverwoestbare besef, dat er in de wereld meer is dan wij met zintuigen kunnen waarnemen en met de rede kunnen vatten. Dat besef moet ons met al onze wijsheid en kennis bescheiden maken: we weten niet hoeveel we niet weten !
Soms zijn mensen toegerust met bijzondere gaven waardoor zij meer zien of voelen dan anderen.
Zij kunnen zich vergissen of hallucineren, maar misschien is wat zij zien wel heel reëel. Deze mensen zouden dan onze meesters moeten zijn. Soms ook is een groep mensen tot meer in staat dan de afzonderlijke leden. Het is mogelijk dat een volk een inzicht verworven heeft waar een individu niet aan toe komt. Er kunnen aldus gebruiken en verhalen zijn ontstaan die ons onwaarschijnlijk voorkomen maar wel aan een werkelijkheid beantwoorden. Omdat we zo beperkt zijn in onze capaciteit, moeten we dat niet uitsluiten. Bij al onze kritiek ten aanzien van traditionele voorstellingen moeten we ruimte open houden voor de dingen die ons te boven gaan. We kijken en luisteren met respect naar de mensen die in die ruimte stonden: die leefden in het teken van geloof en vertrouwen.
Eenzelfde respect is nodig voor het idee van "openbaring", waarmee bedoeld wordt op de goddelijke ingeving die ten grondslag kan liggen aan gewijde teksten. Openbaring is niet aantoonbaar, het tegendeel evenmin. Tegenover hen die er in geloven past op z'n minst een eerbiedig zwijgen.