Het besef van dingen die ons teboven gaan vond
een weg naar verhalen over goden:
onzichtbaar, on-(be)grijpbaar, men kent ze niet,
men erkent ze in "geloof". Steeds
opnieuw heeft men getracht, het vage godsidee
nader in te vullen, concreet en bespreekbaar
te maken. Er zijn vele godsbeelden opgekomen
en weer weggezakt, godsdiensten zijn gekomen
en gegaan, met hun theologieën en structuren,
tempels, ceremonies, gezangen en gebruiken.
Ze werden allemaal bedreigd door wat hierboven
werd gezegd van "geketende tekens":
als een gevonden betekenis in tekens en teksten
wordt vastgelegd die daarna niet meegroeien
met het gevoelen van de mensen, verliest ze
haar inhoud. Zo zijn veel religies in de geschiedenis
verdwenen.
Het lijkt erop, dat iets dergelijks gaande is
met het Christelijke geloof. Ooit begonnen als
een bezielende beweging van vrije mensen is
dat geloof in de loop van 20 eeuwen zwaar beladen
geraakt met keiharde waarheden en bindende zienswijzen.
Geloof betekent nu voor veel christenen aanvaarding
van kerkelijke uitspraken en interpretaties,
onderwerping van het verstand aan de van hogerhand
gegeven Waarheid, of we het ermee eens zijn
of niet. Een goed christen weet precies wat
hij moet geloven over God en
de aan Hem toegeschreven eigenschappen, zijn
schuldigheid als mens tegenover God en de redding
door Jezus gebracht, de Genade, de Sacramenten,
de leiding van God over elk mensenleven en over
het wereldgebeuren als geheel, en nog veel meer.
Concreet is dit alles vormgegeven in een structuur:
in de Kerk met haar leergezag, traditie, gebruiken,
teksten, liturgie. Voor mensen aan wie dit van
jongsafaan is bijgebracht zijn dit zeer fundamentele
zaken die zij niet makkelijk loslaten.
Maar als we met Kuitert kunnen zeggen: alle
spreken over boven komt van beneden, ook de
uitspraak dat iets van boven komt, dan
vervaagt wel het sacrale karakter van de kerkelijke
leer. We kunnen die leer en allerlei geloofsuitspraken
blijven volgen; dan houden ze voor ons hun betekenis.
We kunnen ze ook in twijfel trekken want het
is allemaal mensenwerk, misschien heel waardevol,
maar mensen kunnen zich vergissen. Wat in vroeger
tijd voor waar werd gehouden, heel het stelsel
van lering, teksten, tradities en gebruiken
van de kerk, hoeft het in een andere tijd niet
te zijn. Deze dingen hebben een geschiedenis,
zijn ooit opgekomen en kunnen weer verdwijnen.
Wat kennelijk niet kan verdwijnen is het in
mensen onverwoestbare besef, dat er in de wereld
meer is dan wij met zintuigen kunnen waarnemen
en met de rede kunnen vatten. Dat besef moet
ons met al onze wijsheid en kennis bescheiden
maken: we weten niet hoeveel we niet weten !
Soms zijn mensen toegerust met bijzondere gaven
waardoor zij meer zien of voelen dan anderen.
Zij kunnen zich vergissen of hallucineren, maar
misschien is wat zij zien wel heel reëel.
Deze mensen zouden dan onze meesters moeten
zijn. Soms ook is een groep mensen tot meer
in staat dan de afzonderlijke leden. Het is
mogelijk dat een volk een inzicht verworven
heeft waar een individu niet aan toe komt. Er
kunnen aldus gebruiken en verhalen zijn ontstaan
die ons onwaarschijnlijk voorkomen maar wel
aan een werkelijkheid beantwoorden. Omdat we
zo beperkt zijn in onze capaciteit, moeten we
dat niet uitsluiten. Bij al onze kritiek ten
aanzien van traditionele voorstellingen moeten
we ruimte open houden voor de dingen die ons
te boven gaan. We kijken en luisteren met respect
naar de mensen die in die ruimte stonden: die
leefden in het teken van geloof en vertrouwen.
Eenzelfde respect is nodig voor het idee van
"openbaring", waarmee bedoeld wordt
op de goddelijke ingeving die ten grondslag
kan liggen aan gewijde teksten. Openbaring is
niet aantoonbaar, het tegendeel evenmin. Tegenover
hen die er in geloven past op z'n minst een
eerbiedig zwijgen.
|