Een voorbeeld van de wijze waarop een teken
en het betekende van functie kunnen wisselen
zien wij in de katholieke visie op de Eucharistie.
Het oorspronkelijke idee is, dat in de vierende
gemeente Jezus present gedacht wordt. Men hanteert
daarbij een teken: brood en wijn. De
presentie wordt ermee betekend. In
de RK kerk is die betekenis verschoven naar
het teken: de katholiek ziet het brood (en de
wijn) niet als een teken van Jezus'
presentie maar als het betekende: het
houdt op brood en wijn te zijn en is
vanaf nu het lichaam van Christus. Ook na de
viering houdt het voormalig brood zijn nieuwe
functie en het krijgt dan ook de eer en aanbidding
die God toekomt. De God die zich op aarde gemanifesteerd
heeft in de persoon van Jezus, is in elke katholieke
kerk present bij de mensen, een aanwezigheid
die het begrip ‘betekenis’ verre
te boven gaat. Er is rond deze "reële
aanwezigheid" een uitgebreide cultus gegroeid
die in sterke mate bepalend is voor de praktijk
van de katholieke eredienst.
Deze RK opvatting verdient respect, al is het
maar omdat ze door zovelen en gedurende zoveel
eeuwen wordt gedragen, tot op vandaag. Zelf
heb ik er lange tijd in geloofd, tot ik inzag
dat het hier niet om een werkelijkheid gaat
maar om een teken dat verwijst naar een werkelijkheid,
zoals dat ook met de andere sacramenten het
geval is. In de protestantse kerken hanteert
men het teken nog wel als zodanig en ik zie
daarin de werkelijke betekenis van de Eucharistie:
het samen eten van een eenvoudig maal betekent
de verbondenheid van de gemeente met elkaar
en met hun Heer. Dat teken is uit het leven
gegrepen: ook nu nog wordt de eettafel dagelijks
in veel gezinnen beleefd als teken van verbondenheid
met elkaar.
|